PIEP PIEP PIEP

Dat het uitlaatklepje van de dampkap stuk is. En Stéphanie, de rechterhand van onze Franse huisbaas, wijst naar het gaatje in de zijgevel. Dat ze het voorlopig zo laten, omdat er vogeljongen in huizen, in de keuken kan ik ze horen piepen. Als ze het nest uit zijn, moet ik het de huisbaas maar laten weten. Dan is het klepje zo hersteld, en ik geloof haar. Zo is de baas.

Een dag later hoor ik gepiep van een heel andere kant. Ik ga op het geluid af en beland voor de open haard, die er met deze zomerse temperaturen gelukkig werkeloos bij ligt. Als ik buiten een blik op de schoorsteen werp, merk ik hoe daar een klein zwart vogelkopje bovenuit torent.

Weer een dag later zit op het hek van vlechtwerk achter het huis de Snor van het Jaar. Een vogel, met dwars in zijn bek de twijgjes die hij nijver uit het hek heeft gepikt. Hij vliegt ermee weg, ik volg hem met mijn ogen maar raak hem kwijt. Of wacht, zou het kunnen dat er iets beweegt onder die Provençaalse dakpan, de vierde van links?

En zo zwelt almaar het koor aan van mussen, nachtegalen, zwarte roodstaarten en ander onbekend talent, dat ons elke valavond vergast op zijn hoogstpersoonlijke Koningin Elisabethwedstrijd.